Praat over wat je voelt en ziet. Zeg hoe bezorgd je bent. Praat over je vermoedens en vertel je kind heel concreet wat je ziet veranderen. Over die verandering valt minder te discussiëren dan over de vraag of iemand gebruikt. Bijvoorbeeld: “Ik merk dat je ‘s morgens niet uit je bed kan en dat je schoolresultaten achteruitgaan.”
Vermijd daarbij welles-nietesspelletjes. Het gaat erom:
- wat de alcohol of drug met je kind doet
- wat de alcohol of drug voor hem of haar betekent
- welke impact de alcohol of drug heeft op zijn of haar leven, en op jullie gezin
Praat dus niet alleen over het alcohol- of druggebruik en over stoppen of blijven gebruiken. Praat vooral over de voor- en nadelen die je kind ziet.
Iemand zal zelden zomaar toegeven dat hij te veel alcohol drinkt of drugs gebruikt. Toon je bezorgdheid en zet de deur op een kier door te zeggen dat je altijd klaarstaat om erover te praten. Het is belangrijk dat je kind weet dat hij of zij bij jou terecht kan.
Lukt praten nu niet, dan later misschien wel. Laat ook in dat geval wel merken dat je je zorgen maakt en dat je erover wil praten. Maak ook duidelijk wat voor jou kan en niet kan.